Haar handen betasten elke centimeter van haar moeders hoofd. Gaandeweg had ze besloten dat het beeld grof moest blijven, niemand is perfect. Door de hoekige manier van boetseren, had het gelaat iets puurs gekregen, een natuurlijke uitstraling die alles blootlegde wat haar moeder angstvallig had verhuld. Het zou haar goedkeuring vast niet kunnen wegdragen, maar door het wegvallen van haar masker was dit wat er uit Sara’s handen was gekomen. En het klopte. Een diepe zucht. Tenminste iets dat klopt. Ze blaast in haar handen, wrijft ze hard tegen elkaar.
0 Comments
Mile vroeg het gisteren nog, waarom ze niet gewoon zegt wat ze op haar hart heeft als ze ergens mee zit, in plaats van alles maar op te kroppen. Ze dronken thee in de keuken, zij zittend aan de tafel, Emilie geleund tegen het aanrecht. Of ze de brievenbundels al uit had, vroeg ze. Ze had alleen maar geknikt, ‘bijna’ gemompeld en haar gezicht weggedraaid. Haar nagels priemden in haar hand, ze voelde het amper. En? Emilies stem had ineens een stuk verder weg geklonken. En wat? Wat het met haar deed. Wilde ze er misschien over praten? Ze had haar schouders opgehaald. Wat dat voor zin had, praten. Het zou de wond alleen maar pijnlijker maken, alsof iemand er met een mes in zat te peuren.
Haar vingers glijden langs de eindeloze rijen boeken. Ze staan met gerechte rug fier overeind of liggen er zij aan zij lui bij. Kunstboeken naast romans, romans naast biografieën, dichtbundels, religieuze boeken, gebundelde brieven, toneelstukken. Haar vader was een vraatzuchtige lezer, verslond elk boek en elk tijdschrift dat hij in handen kreeg om er vervolgens nooit meer afstand van te doen. Een boekenkast legt de ziel van de eigenaar bloot, zei hij vaak. Boeken wegdoen was volgens hem als het opsplitsen van de ziel, de eenheid brokkelt af. Zijn eigen verzameling vertelde dat hij een intellectueel man was met een brede interesse en een groot gevoel voor schoonheid.
Ruw wrijft ze haar handen tegen elkaar droog, stampt met haar slapende been op de grond. Met haar handen in de zij kijkt ze de tuin rond. Hendrik had ‘m al zo goed als winterklaar gemaakt. Laat de borders en het onkruid rondom het terras maar aan mij over, had ze tegen hem gezegd. Ze heeft wel iets met deze periode van het jaar. De vertraagde modus waarin de natuur ogenschijnlijk afsterft en zich dan weer opmaakt voor een nieuwe lente fascineerde haar als kind al. Schijndood. Een vreemd woord vond ze dat altijd. Dat iets – of iemand – doodgaat en toch ook weer niet. Alsof je je op het laatste moment nog kunt bedenken. Haar moeder had zich niet bedacht. Maar zij had dan ook een hekel aan de herfst en de winter.
De spieren in de knokige vingers verslappen, hij ademt zwaar en traag. Sara kijkt naar de hand waarin die van haar nu losjes ligt. De hand die haar als kind zo vaak had opgetild, naar haar had gezwaaid, voor haar piano had gespeeld. De hand die de meest dromerige doeken had geschilderd en vele duizenden bladzijden van boeken had omgeslagen. De hand die haar moeder had bemind. Ze voelt de tere huid als ze haar hand er voorzichtig uit laat glijden.
Achterin de eetzaal van Hotel Café Suisse staat op een klein podium een tafel met drie stoelen erachter. Daarvoor zijn in twee rijen nog eens zeven stoelen opgesteld, erboven brandt een grote kroonluchter. De rest van de zaal is donker waardoor de uitgelichte hoek op een klein theater lijkt. Voordat ze achter Baukje en Anna verder de eetzaal in loopt, haalt Sara haar zakhorloge uit haar jurk om te kijken hoe lang het nog duurt voordat de voorstelling begint. Op de opstaande boord van haar zwarte jurk schittert de gouden broche van haar moeder. Ze voelde die ochtend ineens de behoefte ‘m op te spelden.
Ze wil doorlopen, maar bedenkt zich en steekt het gazon over. Langs de sequoiadendron en de treurbeuk bereikt ze haar fijnboom. De boomhut lijkt een stuk kleiner dan in haar herinnering. Ze zet haar voet op de eerste trede van het trapje om af te tasten of het ding het houdt. Een licht gekraak. Om zo min mogelijk gewicht te zetten, neemt ze de overige vier treden zo snel mogelijk. Haar vingers betasten de ingekerfde letters op het schuifdeurtje, ze zijn verweerd maar nog steeds goed leesbaar. Voorzichtig kruipt ze de hut in en raakt met haar kruin het dakje als ze rechtop gaat zitten.
Het had een feestelijk afscheidsdiner moeten worden. Vanwege zijn vertrek naar Londen, zijn lief achterna, had Witsen zestien van zijn beste vrienden uitgenodigd voor een diner in het chique Maison Couturier aan de Keizersgracht. Het gezelschap bleek minder chique. Met toenemende verbazing hadden de dames aan tafel toegezien hoe Kloos en Verwey elkaar aan de ene kant van de tafel in de haren vlogen, terwijl aan de andere kant de spanning tussen Breitner en Israels steeds hoger opliep. Witsen probeerde het diner ondertussen te redden door onverstoorbaar zijn grootse plannen in Londen uit de doeken te doen.
Met z’n tweeën murwen ze zich door de mensenmassa in De Blauwe Parade. De bodega aan de Nieuwezijds Voorburgwal is nog maar pas open en het lijkt wel of heel Amsterdam is uitgelopen. Vanaf de bar steekt Mau zijn hand op naar Sara en Baukje, hij staat druk te praten met Breitner. Sara’s ogen speuren langs de tafels. Willem Kloos is er en de drie Jannen, Toorop, Veth en Voerman. Ook Albert Verwey en Frederik van Eeden zijn aangeschoven aan de stamtafel in het midden. Bij de opening een week eerder bombardeerde Mau de tafel direct tot de ‘Tafel der Tachtigers’. Grote afwezige is Eduard.
Vanachter haar boek gluurde Sara naar haar moeder. Het borduurwerk op haar schoot met witte en roze bloemen en takken had ze nog nauwelijks aangeraakt. Achteloos speelden haar vingers met het zilveren vingerhoedje, dat nog van Sara’s grootmoeder was geweest. Haar moeder beet op haar onderlip, blik op oneindig.
‘Chronische neerslachtigheid,’ had ze de dokter gisteren horen zeggen. Wat dat precies inhield wist ze niet, maar het klonk ernstig. Door een kier van de deur had ze gezien dat haar vader secondelang naar buiten was blijven staren. Ze was roerloos in de gang blijven staan, haar jas nog aan. |
ArchivesCategories |