Jacob Moleschott, emancipator avant la lettre
‘De begaafdste onder de vrouwen overtreft alle mannen’
Dat Jacob Moleschott zijn tijd mijlenver vooruit was, moge duidelijk zijn. Naast wetenschapper, fysioloog, geneeskundige en strijdbaar politicus was hij ook emancipator avant la lettre. Als een van de eerste parlementariërs in Europa maakte hij zich al in 1880 sterk voor invoering van het vrouwenkiesrecht. Net als zijn vrouwelijke medestanders in Nederland, onder wie Aletta Jacobs, Wilhelmina Drucker en Betsy Perk.
Vrijdenker Jacob Moleschott was van mening dat ieder mens gelijke kansen verdient – ongeacht klasse, geslacht of afkomst. In een tijd dat de ongelijkheid tussen verschillende klassen en tussen man en vrouw werd beschouwd als de ‘natuurlijke orde der dingen’, was dit ondenkbaar. Wars van dogma’s liet hij zich niet van zijn stuk brengen. Naar aanleiding van een voorstel om voor de gemeenteraden kiesrecht voor vrouwen in te voeren, hield hij als eerste socialist in het Italiaanse parlement in 1880 een beroemde rede:
“Heeren Senatoren, ik weet niet of de domste onder de vrouwen nog dommer is dan de domste onder de mannen, maar wat ik wel weet is, dat de begaafdste onder de vrouwen alle mannen overtreft door gevatheid van inzichten, door fijnheid van tact. Aan vrouwen vertrouwen wij de opvoeding toe onzer kinderen, het bestuur van het huis, het bewaren van onze eer. Dan kun je vrouwen het kiesrecht voor het gemeentehuis niet ontzeggen onder het motto: Gij kunt hier noch met eene gedachte, noch met eene stem binnentreden; gij zijt niet verstandig, niet beschaafd, niet voorzienig genoeg daarvoor.” Recht op echtscheiding Onder luid boegeroep en fluitconcerten voorspelde Moleschott ook nog dat vrouwen in de toekomst het recht op echtscheiding zouden gaan verwerven. Een hoogst opmerkelijke voorspelling voor die tijd, want de vrouw was in de negentiende eeuw het bezit van de man. Met het recht op echtscheiding zouden vrouwen niet langer afhankelijk zijn van hun echtgenoot. Het was een van de vele opvattingen van Moleschott waarin hij de kerk lijnrecht tegenover zich vond. Precies daarvoor was hij ook naar Italië vertrokken: in de strijd voor de eenheidsstaat moest de macht van de Paus worden teruggedrongen. En wat hem betreft dus ook waar het ging om verbetering van de positie van de vrouw. Hij eindigde zijn betoog in het parlement met de voorspellende woorden: “En wij zullen meer zien. Wij zullen zien dat die vrouwen, aan welke wij nu niets anders dan het kiesrecht willen toekennen, ook verkiesbaar zullen zijn. Zij zullen ook deel uitmaken van het parlement.” Bekendste voorvechtster Het vrouwenkiesrecht in Italië kwam er niet vóór 1945, maar Moleschotts redevoering haalde wel De Dageraad, het tijdschrift van de gelijknamige vrijdenkersvereniging in Nederland. De tekst was een hart onder de riem voor socialisten als Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919), medeoprichter van de Bond voor het Algemeen Kies- en Stemrecht in Nederland. En ongetwijfeld ook voor Aletta Jacobs (1854-1929) en haar medestrijdster Wilhelmina Drucker (1847-1925). Jacobs, net als Moleschott vrijdenker, is wel de bekendste voorvechtster van de vrouwenbeweging in ons land. Ze was de eerste vrouw in Nederland die een HBS bezocht, de eerste vrouw die universitair onderwijs volgde, de eerste vrouw die arts werd en de eerste vrouw die promoveerde. Haar hele volwassen leven streed ze voor betere scholing, recht op betaalde arbeid en stemrecht voor vrouwen. Toen in 1893 het mannenkiesrecht werd uitgebreid, barstte de strijd om algemeen kiesrecht onder vrouwen echt los. Samen met Wilhelmina Drucker richtte Jacobs in 1894 de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht op. Ze riep vrouwen op om hun economische en politieke rechten op te eisen: “Juist uit (het) verschil van man en vrouw putten wij, vrouwen, het voornaamste en krachtigste argument voor de meening dat beiden moeten deelnemen aan het bespreken der openbare belangen, aan de behandeling der maatschappelijke vraagstukken, aan het samenstellen der wetten (…), omdat wij alleen dan gewaarborgd zijn dat zaken van algemeen belang niet éénzijdig beoordeeld worden.” Arbeid Adelt Al eerder richtte Betsy Perk (1833-1906) – tante van dichter en Tachtiger Jacques Perk – de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging Arbeid Adelt op. Als ongehuwde vrouw |
verdiende zij haar eigen inkomen met het schrijven van artikelen, romans en toneelstukken. Vrij uitzonderlijk, want nette dames waren in die tijd echtgenote of moeder. En als ze niet getrouwd waren, vulden ze hun tijd met zorgen voor anderen en bezigheden als tekenen en muziek maken. De ondergeschikte positie van de vrouw was Perk een doorn in het oog. Toen haar ter ore kwam dat vrouwen tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870 het Roode Kruis steunden door hun handwerken te verkopen, riep ze op om een vereniging te stichten ‘ter verbetering van het lot der onvermogende vrouw uit den beschaafden stand door aanmoediging en bevordering van haar kunst- en arbeidszin’. Enkele honderden vrouwen gaven gehoor aan de oproep. In 1871 was Arbeid Adelt een feit en al spoedig telde de vereniging 25 afdelingen in het land. Het doel was ‘vrouwen te helpen haren arbeid uit te breiden, haar door werkverschaffing en vakopleiding te brengen tot economische onafhankelijkheid’.
Schrijvende vrouwen De literatuur was bij uitstek geschikt om vrijzinnige ideeën te verspreiden, zoals Betsy Perk deed. De opmars van schrijvende vrouwen die spreekrecht opeisten, zorgde voor de nodige opschudding. Er ontstond een discussie over de vraag of vrouwen eigenlijk wel mochten en konden schrijven. “De vrouw, die als Schrijfster optreedt, is eene overloopster naar het vijandelijke leger, die door haar sexe gefusilleerd moest worden”, schreef Nicolaas Beets in 1840. Onder invloed van de opkomende vrouwenemancipatie stelde de schrijver in 1870 zijn oordeel bij. Hij zag geen reden meer om eraan te twijfelen dat ‘het vrouwelijk geslacht tot de hoogste ontwikkeling in wetenschap en kunst’ in staat was. Toch bleven de wetenschap en de wereld van de kunst nog lange tijd mannenbolwerken, en in feite zijn ze dat nog steeds wel. Iemand die zich in Moleschotts tijd hier niet door liet leiden was beeldhouwster Sara de Swart (1861-1951). Met de stevige erfenis van haar overleden moeder op zak, kwam ze in 1887 als onafhankelijke vrouw in Amsterdam terecht in de vernieuwende beweging van de Tachtigers. Een groep jonge schrijvers en kunstenaars die een heuse revolutie ontketenden in de Nederlandse literatuur en kunst. Met bekende namen als Willem Kloos, Albert Verwey, Alphons Diepenbrock, Jacques Perk (de neef van), Frederik van Eeden, Lodewijk van Deyssel, Willem Witsen, Jan Veth, Eduard Karsen, George Hendrik Breitner en Isaac Israels. Vrouwelijke kunstenaar Sara de Swart en dichteres Hélène Swarth bewogen zich als enige twee vrouwen tussen al die flamboyante heren in. Als mecenas kocht De Swart veel kunst van haar vrienden, gaf ze opdrachten voor kunstwerken en steunde ze hen waar ze kon. Dat leverde haar de bijnaam de Muze der Tachtigers op. Dat ze als kunstenaar nooit is doorgebroken zoals haar vrienden en – net als Jacob Moleschott – nooit echt de erkenning kreeg die ze verdiende, heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat ze vrouw was, en dan ook nog een lesbische vrouw. Met name voor dat laatste is De Swart openlijk gaan staan. Ondanks tegenwerking van enkele van haar vrienden, nam zij als vrijzinnige lesbienne en (vrouwelijke) mecenas van de Tachtigers haar positie in in de mannenmaatschappij van de negentiende eeuw. Net als Aletta Jacobs, Wilhelmina Drucker en Betsy Perk dat deden. Ieder op hun eigen manier, maar met hetzelfde doel voor ogen: gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Emancipatiemonitor Sinds de invoering van het vrouwenkiesrecht in Nederland in 1919 is de positie van vrouwen weliswaar sterk verbeterd, maar is die nog altijd ondergeschikt aan mannen. Uit de laatste Emancipatiemonitor (2022) blijkt dat bijna de helft van de Nederlandse vrouwen nog altijd niet financieel onafhankelijk is. Ook is de loonkloof tussen mannen en vrouwen in Nederland groter dan in de meeste andere EU-landen. Bij een scheiding vermindert de koopkracht van vrouwen meestal sterk, terwijl die bij mannen doorgaans wat toeneemt. En: vrouwen besteden nog altijd meer tijd aan zorg, mannen aan betaald werk. |